Op 1 juli 1863 werd de Emancipatiewet aangenomen, daarmee werd slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen afgeschaft. Daarmee was Nederland één van de laatste Europese landen die de slavernij en slavenhandel definitief afschaften. De vrijheid was voor veel voormalige slaven echter relatief.
Nederland had een substantieel aandeel in de trans-Atlantische slavenhandel. In ons land kwam de beweging van het abolitionisme net als in andere gebieden in de negentiende eeuw op. Mede onder invloed van deze beweging vaardigde koning Willem I in 1814 bij Koninklijk Besluit een verbod uit op de trans-Atlantische slavenhandel via Nederlandse schepen. Daarmee was de slavernij echter nog niet volledig afgeschaft.
De afschaffing van de slavernij kende in Nederland verschillende fases. Dit begon bij de onder rechtstreeks bestuurde staande gebiedsdelen van Nederlands-Indië per 1 januari 1860, via de zogeheten Wet vaststelling van het Reglement op het beleid der regering van Nederlandsch Indie. Enkele jaren later volgde de afschaffing in Suriname en de Nederlandse Antillen vanaf 1 juli 1863 via de Wetten ter opheffing der slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen (beter bekend als de Emancipatiewet). De wet werd al in 1862 aangenomen, maar trad op 1 juli van het volgende jaar in werking. In de vroege ochtend van die dag werden vanuit Fort Zeelandia in Paramaribo 21 kanonschoten afgevuurd om de afschaffing van de slavernij te vieren. Officieel waren daarmee de ketenen der slavernij in Suriname en op de Nederlandse Antillen verbroken. Slaven werden vrije mensen.
In Suriname ging het om zo’n 33.000 slaven die de vrijheid kregen en op de voormalige Nederlandse Antillen verkregen zo’n 12.000 tot slaafgemaakten de vrijheid. Die vrijheid was echter relatief. Bepaald was namelijk dat de vrijgemaakte slaven verplicht een arbeidsovereenkomst moesten afsluiten om nog tien jaar op basis van jaarcontracten te blijven werken. Slavenhouders werden bovendien gecompenseerd voor hun verlies. In Suriname kreeg men per slaaf 300 gulden en ook op Curaçao, Bonaire, Aruba en Sint Eustatius werden slavenhouders gecompenseerd. De vergoedingen varieerden daar van 150 tot 250 gulden. In Suriname, Sint Eustatius en Sint Maarten. Maar ook in Nederland door vooral de nazaten van tot slaafgemaakten.