Op het drukke dorpsplein van Monte di Procida, even ten westen van Napels, gaat het in de gesprekken na de zondagsmis eigenlijk maar over een onderwerp: de aardschokken die de laatste weken frequent te voelen zijn.
Het is niet de eerste keer dat inwoners te maken krijgen met bevingen. De oude Grieken, die de regio ook al bewoonden, noemden het gebied niet voor niets de Campi Flegrei, oftewel brandende velden. De bodem bestaat uit ondergrondse vulkanen die kilometers diep onder de grond met elkaar in verbinding staan. Tussen de bebouwing herinneren kraters aan eerdere uitbarstingen.
“Deze krater ontstond bijvoorbeeld door een explosieve uitbarsting 4000 jaar geleden”, zegt vulkanoloog Giuseppe Mastrolorenzo. Hij wijst de plekken aan waar het Italiaanse vulkanologische instituut sensoren plaatste om de bevingen te monitoren. “Dit is een van de best gemonitorde gebieden ter wereld.”
En toch, zegt hij, is het onmogelijk om te weten wat de zogeheten supervulkaan in petto heeft. “De bodem stijgt en door die druk ontstaan er aardbevingen. Er komt meer gas vrij dan hiervoor. Dat wijst erop dat er hieronder iets aan het veranderen is. Het zou kunnen dat dit na enkele jaren vanzelf weer overgaat. Maar het zou ook kunnen dat er magma naar boven komt. Dat weten we helaas niet zeker.”