Hongarije moet een boete van 200 miljoen euro betalen, omdat het land tegen de Europese regels in asielzoekers blijft opsluiten. Dat is een “ongekende en uiterst ernstige inbreuk” op de Europese wet, oordeelt het Europees Hof van Justitie donderdag.
Het hof oordeelde 3,5 jaar geleden al dat Hongarije, dat al jaren een heel streng migratiebeleid voert, zich niet aan de regels houdt. Het EU-land gunt afgewezen asielzoekers bijvoorbeeld niet de tijd om beroep tegen hun afwijzing in Hongarije af te wachten.
Ook gaat Hongarije niet correct om met migranten uit zogeheten veilige landen.
De regering van premier Viktor Orbán heeft dat beleid niet gecorrigeerd, beaamt de hoogste Europese rechter na een klacht van de Europese Commissie. Hongarije moet daarom de boete van 200 miljoen euro betalen. Iedere dag dat de regering in Boedapest doorgaat met het beleid, moet zij een dwangsom van 1 miljoen euro betalen.
Orbán vindt maatregelen ‘schandalig en onacceptabel’
Het Hof van Justitie van de Europese Unie legt zelden zo’n hoge dwangsom op. Polen werd drie jaar geleden bestraft met een dwangsom van een half miljoen euro. Toen het land weigerde dat te betalen, hield de Europese Commissie het bedrag in op EU-subsidies voor Polen.
Hongarije wentelt zijn verantwoordelijkheid af op de andere EU-lidstaten, oordeelt het hof in Luxemburg. Dat geldt volgens het hof ook voor de “financiële verantwoordelijkheid” van Hongarije. Het land “ondergraaft het beginsel van solidariteit en eerlijke verdeling van verantwoordelijkheid daarmee ernstig”.
Op één punt heeft Hongarije zijn leven na het vonnis uit 2020 wel gebeterd. Het land heeft de detentiekampen aan de grens met Servië waar het asielzoekers opsloot, opgedoekt.
Orbán vindt de boete en dwangsom “schandalig en onacceptabel”. Hongarije verdedigt slechts de grenzen van de Europese Unie, zegt hij op X. “Het lijkt erop dat illegale migranten belangrijker zijn voor de Brusselse bureaucraten dan hun eigen Europese burgers.”
