Op 25 november 1975 werd Suriname een onafhankelijke republiek los van het Koninkrijk der Nederlanden. Suriname was van 1667 tot 1954 een kolonie van Nederland en daarna een land binnen het Koninkrijksverband. Aan de Surinaamse onafhankelijkheid is een proces van dekolonisatie voorafgegaan waarvan een groot deel daags voor de onafhankelijkheidsdatum werd voltooid.
Onafhankelijkheid kwam in Suriname nauwelijks ter sprake, behalve toen eind jaren vijftig intellectuelen van zich lieten horen. De Partij Nationalistische Republiek sprak zich uit voor een zo spoedig mogelijke onafhankelijkheid. Volgens deze partij moest Nederland actief meewerken om het kolonialisme te beëindigen.
In 1969 kwam, onder leiding van Premier Jules Sedney, een coalitie van VHP en de PNP aan de macht. Deze regering vond onafhankelijkheid geen goed idee, maar wilde wel voorbereidingen treffen. Maar de ontwikkelingen verliepen anders. In 1973 viel de coalitie van VHP en PNP. Nog datzelfde jaar kwam de NPS aan de macht. Premier Henck Arron wilde niet later dan “ultimo 1975” Suriname onafhankelijk verklaren. De VHP en VHP-voorman Jagernath Lachmon waren op dat moment in Nederland. Zij vonden Arrons verklaring alleen geschikt voor “binnenlandse consumptie”.[bron?]
De Nederlandse regering stond achter de onafhankelijkheid. Tegenstanders in Suriname vreesden echter een verdeeld land. In de maanden voor november 1975 moesten spijkers met koppen worden geslagen. In die tijd ontstonden raciale spanningen en partijpolitieke problemen. Lachmon kondigde in 1975 acties aan, van Javaanse en Hindoestaanse zijde. Minister De Gaay Fortman vond het een zaak van Suriname zelf, omdat het land eigenlijk al grotendeels onafhankelijk was. De ministers Pronk en De Gaay Fortman reisden met de staatssecretarissen van Defensie en Buitenlandse Zaken naar Paramaribo om voor het aanstaande land de defensie en ontwikkelingshulp te bespreken. Op 29 januari liepen deze besprekingen vast, maar op 1 februari werd het overleg alsnog met succes afgerond. Er volgde een verdrag met betrekking tot de ontwikkelingshulp. Defensie werd door Nederland van de grond geholpen.
Intussen vervroegde Arron de onafhankelijkheid van “ultimo 1975” naar eind november. Volgens de oppositie zou de datum echter verschoven moeten worden naar minimaal 1976, maar de regering besliste anders. Nederland zou volgens de oppositie de soevereiniteit pas over moeten dragen bij een bredere regering. Deze basis was te smal. In februari 1975 reisde Lachmon opnieuw naar Nederland, om steun te zoeken voor een bredere basis voor een goed plan voor de toekomst. Intussen bleven de spanningen hevig. Arron ontkende de raciale spanningen niet, maar weet die aan het gebrek aan identiteit. De onafhankelijkheid zou dit uiteindelijk zelf oplossen.[bron?] Vlak voor topoverleg verklaarde Lachmon dat verzet geen zin meer had, omdat Nederland ook van Suriname af wilde. Arron was inmiddels al begonnen met een voorlichtingscampagne.
In maart volgde opnieuw een topoverleg. Ook de regering van de Nederlandse Antillen was deelnemer, omdat een besluit om het Statuut te wijzigen slechts gezamenlijk kon worden genomen. Den Uyl meldde dat in mei nog een afsluitend overleg zou volgen (na een bilateraal verdrag tussen Nederland en Suriname). Er bleken nog onenigheden te zijn over ontwikkelingshulp en vrij verkeer tussen beide landen. Suriname eiste 6,5 miljard gulden, terwijl Nederland maximaal 1,5 miljard wilde geven. Uiteindelijk kwam men tot een compromis: Nederland zou 3 miljard geven.[3] In juni vond het laatste overleg over ontwikkelingssamenwerking en de toelatingsregeling plaats. Over ontwikkelingssamenwerking werd men het op 26 juni eens. Nederland stond garant voor 3,5 miljard gulden in 10-15 jaar. De visumplicht zou worden afgeschaft en er zou een overeenkomst komen voor migratie. Wie over huisvesting en middelen van bestaan beschikte, zou na drie maanden een verblijfsvergunning kunnen krijgen.[bron?] Den Uyl en Arron waren tevreden over dit overleg.
Na overeenstemming in juni 1975 restte nog de parlementaire behandeling in Suriname. Het Surinaamse parlement moest veel werk verzetten om alles op tijd af te krijgen. Een concept-grondwet moest worden goedgekeurd. In die dagen ontstond een machtsspel tussen coalitie en oppositie, dat zich uitte door het overlopen van parlementsleden.[bron?] Niet veel later[(sinds) wanneer?] had de regering geen meerderheid meer, dus moest het kabinet eigenlijk aftreden. Dat gebeurde echter niet. Gouverneur Johan Ferrier hield zich stil, mogelijk omdat hij na de onafhankelijkheid de eerste president van het land zou worden. Tijdens de opening van het parlementaire jaar op 1 september 1975 kondigde hij aan dat voor 25 november alles gereed moest zijn voor een onafhankelijk Suriname.
De 49 jarige staatkundige onafhankelijksheidsdag van Suriname wordt herdacht middels een defile en parade van diverse veiligheidsgroepen bij het onafhankelijkheidsplein.Tijdens een receptie zal president Chandrikapersad Santhoki de gemeenschap toespreken op het presidentiee paleis.Radio SRS zal de activiteiten live uitzenden.