Deense boeren gaan vanaf 2030 belasting betalen voor de koolstofdioxide die hun bedrijf bij de productie van voedsel uitstoot. Denemarken is het eerste land dat zo’n CO2-belasting invoert.
De Deense centrumrechtse regering bereikte maandagavond een akkoord over de belasting met vertegenwoordigers van onder meer de vee-industrie en natuurorganisaties, meldt persbureau AP. De onderhandelaars werkten sinds december 2023 aan een belastingplan voor boeren. Dinsdag presenteerde de regering het nieuwe voorstel.
Deense boeren betalen vanaf 2030 120 Deense kronen (ongeveer 16 euro) per ton CO2 die ze uitstoten via onder meer hun vee en kunstmest. Dat bedrag stijgt in 2035 naar 300 kronen (ongeveer 40 euro). Een koe produceert gemiddeld 6,6 ton CO2 per jaar. Daar betaalt een boer in 2035 dus ongeveer 264 euro belasting over.
Het doel van de maatregel is om de Deense uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk te verminderen, zei de Deense minister Jeppe Bruus (Financiën) bij de presentatie van de plannen. Het land wil dat de uitstoot in 2030 70 procent lager is dan in 1990. “We zetten een grote stap naar 2045, wanneer we klimaatneutraal willen zijn.”
Denemarken is het eerste land ter wereld dat belasting invoert op de CO2-uitstoot van boeren. In Nieuw-Zeeland zou in 2025 een soortgelijke belasting ingaan, maar die wet ging in 2023 van tafel na een centrumrechtse verkiezingsoverwinning.
De Deense natuurbescherming spreekt van een “historisch akkoord”. “Het is ons gelukt om een compromis over CO2-belasting te bereiken”, zegt Danmarks Naturfredningsforening-directeur Maria Reumert Gjerding. “Daarmee leggen we de basis voor het herstructureren van de voedselindustrie.”
Maar ook de boerenvereniging is tevreden. Voorzitter Søren Søndergaard spreekt van “lange en moeilijke onderhandelingen” waarbij de boeren “grote en moeilijke compromissen” moesten sluiten. “Maar we hebben ook duidelijk ons stempel kunnen drukken op de toekomst van de Deense voedselproductie.”
Het Deense parlement moet nog over de wet stemmen. Het is de verwachting dat een ruime meerderheid van de parlementsleden de wet steunt.