Het is vandaag een jaar geleden dat Emmanuel Macron werd herkozen als president van Frankrijk. Toch lijkt niemand zin te hebben in een feestje. Macron staat er slecht voor in de peilingen: slechts 26 procent van de Fransen heeft nog vertrouwen in hem.
In heel Frankrijk wordt al sinds januari gedemonstreerd tegen Macrons pensioenhervormingen. Dat leidt tot zorgen over de staat van het land. “We zitten in de ergste democratische crisis die Frankrijk in decennia heeft gekend”, zegt historicus en socioloog Pierre Rosanvallon. Politicoloog Adrien Broche somt op: “Er is een sociale crisis, er is een politieke crisis én ruim driekwart van de Fransen zegt dat de Franse democratie er slecht aan toe is. Kortom: alle seinen staan op rood.”
Wat is er aan de hand in Frankrijk? Daarvoor moeten we even terug in de tijd. Op 24 april 2022 won Emmanuel Macron voor de tweede keer de presidentsverkiezingen. Hij had er al vijf jaar op zitten als staatshoofd en mocht er van de kiezers dus nog vijf jaar aan vastknopen.
Maar het was geen overwinning met vlag en wimpel. Heel veel Fransen gingen niet stemmen. Daardoor kreeg Macron uiteindelijk de steun van slechts 38,5 procent van alle Franse kiezers: een minderheid dus.
Juridisch had dat geen betekenis. De winnaar is degene met de meeste stemmen. Maar er werd gewaarschuwd voor een president met relatief weinig draagvlak in de maatschappij.
Twee maanden later werden er in Frankrijk parlementsverkiezingen gehouden. De partij van Macron werd de grootste, maar kreeg geen absolute meerderheid. Voor het aannemen van wetsvoorstellen moest hij gaan onderhandelen met de oppositie.
Ook hierbij speelde op de achtergrond de dalende opkomst. De animo om te gaan stemmen is al jaren flink aan het afnemen bij de Fransen. Zo stapte bij de parlementsverkiezingen maar 46 procent van de Fransen het stemhokje in. Ter vergelijking: in Nederland was de opkomst bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen 78,7 procent.
In dat klimaat begon Emmanuel Macron aan zijn tweede ambtstermijn. De verhoging van de pensioenleeftijd van 62 naar 64 jaar was de eerste grote hervorming in die nieuwe politieke context: met weinig maatschappelijke draagvlak als president, en zonder meerderheid in het parlement.