Aan de vooravond van de herdenking van 150 jaar Hindoestaanse immigratie wordt deze boodschap benadrukt door Dew Sharman, de ondervoorzitter van ons parlement. Er bestaat volgens hem geen ontkomen aan dat iedere groep haar eigen etnische afkomst heeft. Of we nauw uit Afrika, China, Indonesië of India komen doet volgens hem er niet toe. Belangrijk is volgens hem dat we allemaal Surinamers zijn en ons land Suriname samen moeten opbouwen.
Hij merkt een etnische ondertoon dat volgens hem bewust of onbewust wordt gevoed wat voor Sharman geen gezonde ontwikkeling is. Dat we elkaar weten te vinden illustreerd hij met een voorbeeld: “Als we iemand in het buitenland Surinaamse horen spreken is het direct je bent Srananman”. We vragen dan niet of je eerst Creool, Hindoestaan of wat dan ook bent.
Als de kolonisator in het verleden een verdeel en heers politiek op ons heeft toegepast moeten wij dat niet blijven doen. In onze onderbewust zijn nemen wij dingen mee die ons subtiel scheiden van elkaar. Als het om onze culinaire diversiteit gaat praten we over de bami, roti, tjauwmin en pepre watra, maar als het om de creoolse keuken gaat praten we makkelijk over Sranan nyan, dus Surinaamse eten, net of de andere culinaire gerechten niet Surinaams zijn.
Als Surinaamse gemeenschap stralen we eenheid in verscheidenheid uit en dat moeten we niet alleen koesteren maar ook gebruiken om ons land verder te ontwikkelen. Dew Sharman zegt blij te zijn dat zijn voorouders de moed hebben gehad om 150 jaar terug naar Suriname te komen als immigrant. Zij hebben met dat weinige zich opgebouwd en hun kinderen naar school gestuurd om ook wat te worden in de maatschappij. Zo heeft iedere groep dat gedaan, of ze nauw als slaaf of als immigrant naar Suriname zijn gebracht. De herdenking van 150 jaar Hindoestaanse immigratie is voor Sharman een dag om te bezinnen. Mijn voorouders waren misschien immigrant, maar ik ben Surinamer en samen met alle andere Surinamers moeten wij dit land tot een mooi land maken.