Johan Roozer, voorzitter van de subcommissie 160 jaar Keti Koti Dey is van mening dat de herdenking van de afschaffing van de slavernij elk jaar een evaluatiemoment moet zijn voor nazaten van tot slaaf gemaakten, dit om na te gaan welke stappen voorwaarts zijn gemaakt en welke de volgende moeten zijn. De agenda voor welzijn, welvaart en ontwikkeling zal volgens hem hierbij als instrument kunnen worden gebruikt. “Laten wij voorkomen dat onze kinderen en kleinkinderen zich later voor óns moeten schamen. Laten wij ons daarom inzetten om voor hen een betere toekomst te scheppen”, aldus Roozer op zaterdag 1 juli ter gelegenheid van de kranslegging bij het standbeeld Kwakoe. “Wij zullen voor hen offers moeten brengen en die offers hebben waarde, want we brengen ze in vrijheid”, voegde hij eraan toe.“Emancipatie vraagt voortdurende offers”, ging de subcommissievoorzitter verder. “En al gaande de weg naar grotere vrijheid, vrij van de effecten van de doorwerkingen van het slavernijverleden zullen er meer en meer offers van ons worden gevraagd. Wij zijn nu verantwoordelijk om die offers voor een betere toekomst te brengen en om die vrijheid iedere dag opnieuw te verdedigen”, aldus Roozer, die met “If you can’t fly then run, if you can’t run then walk, if you can’t walk then crawl, but whatever you do you have to keep moving forward” de Amerikaanse politiek leider Martin Luther King citeerde. King is een van de prominentste leden van de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging geweest.
Roozer, die ook voorzitter is van het Nationaal Comité Herdenking Slavernijverleden, is voorstander van het opzetten, financieren en uitvoeren van een programma voor herstel. “Het is bekend dat het Nederlandse kabinet naar aanleiding van het rapport van de Dialooggroep Slavernijverleden een fonds van 200 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld. Daarbij is de inzet dat deze middelen laagdrempelig en breed toegankelijk moeten zijn en het trans-Atlantische slavernijverleden als scope hebben, met een focus op Suriname en het koninkrijk”, aldus de voorzitter. Hij geeft aan dat 100 miljoen euro bestemd is voor een subsidieregeling voor maatschappelijke initiatieven. De overige 100 miljoen voor het uitvoeren van de maatregelen ter zake kennis, bewustwording, doorwerking en verwerking. De functionaris is van mening dat een samenhangend programma van maatschappelijke initiatieven beter zal werken dan 1000 op zichzelf staande initiatieven.
Onderzoek naar de geschiedenis van de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij vanuit territoriaal, lokaal en meerstemmig perspectief moet volgens Roozer een cruciaal onderdeel zijn van het herstelprogramma. “Naast het herstel moet een programma voor welvaart en welzijn bijdragen aan de duurzame verbetering van de economische, sociaalmaatschappelijke en financiële positie van achtergestelde nazaten van tot slaaf gemaakten. Alle nazaten van tot slaaf gemaakten die in nood of armoede leven – ongeacht waar ze zich bevinden – moeten worden bereikt door aan hun specifieke uitdagingen en kwetsbaarheden tegemoet te komen.”
De functionaris onderstreept dat het van belang is om alle nazaten van tot slaaf gemakten bewust te maken dat ware bevrijding zelfbevrijding is. “Ware bevrijding wordt niet geschonken, alleen mogelijk gemaakt. Ze geschiedt stap voor stap; bevrijding van de ondeugden en van de onverantwoordelijkheid, bevrijding van de vooroordelen, van de dwalingen, van zelfgecreëerde achterstanden en mentale slavernij.” Hij roept de totale Surinaamse samenleving op om te bezinnen en stilt te staan bij de diverse meerwaarde van de Keti Koti-viering. Roozer beklemtoont dat de grootste vrijheid is in staat zijn het bestuur te voeren over zichzelf. “Dat vraagt om zelfbeheersing, discipline, karakter, achting voor zichzelf en anderen, zelfkennis, persoonlijke inzet, vooruitgangsdrang, zelfrespect en respect voor de medemens.”